top of page

Kungsleden: een reis tussen Stilte en Systeem

Bijgewerkt op: 29 sep

ree

Vertrek naar bezinning

Vrijheid leek zo simpel: ontslag nemen, schrijven en mijn eigen ritme volgen. Maar vier maanden na mijn ontslag liep ik opnieuw vast, dit keer door mijn eigen onrust. Naast schrijven wilde ik ook inkomen genereren, mijn verworven vrijheid zeker stellen. Ik begon aan een website, online cursussen, gidsen en intussen ook werken aan mijn PR en het bijhouden van socials. Ik wilde weg uit een systeem van ā€˜geleefd worden’ en weer leven volgens mijn eigen ritme. Maar hoe meer ik probeerde te creĆ«ren, hoe meer ik opgeslokt raakte door mijn eigen ambitie. En dus was het tijd voor bezinning. Samen met mijn vriend besloot ik om zeven dagen te gaan hiken over de Kungsleden in Lapland. Een lange afstandstrail in het ongerepte noorden van Zweden. Zeven dagen bezinning. Zeven dagen rust, stilte, geen piepjes van onze mobiels en geen verwachtingen. Alleen wij, een tentje, en het ritme van onze voeten op de aarde. Even terug naar de basis. Zondag 24 augustus was het zover. Na weken van voorbereiding, voedselpakketten inslaan, tocht uitstippelen en controleren van onze uitrusting, vertrokken we vroeg in de ochtend richting Zweden.
Ā 
Helaas begon ons avontuur niet zoals gepland op de trail, maar al aan een balie op Schiphol. Daar, tussen rolkoffers en verwachtingsvolle reizigers, hoorde ik de woorden die onze reis konden breken:
'Uw naam klopt niet.’
Mijn ticket stond op mijn roepnaam, niet op mijn officiĆ«le naam zoals vermeld op mijn ID-kaart. Het systeem wilde me niet laten gaan. Een ogenblik stond de wereld stil en hoorde ik alleen mijn eigen hartslag die bonkend vroeg ā€˜en nu?’ Ik belde met Scandinavian Airlines (SAS). Een ā€œminor name correctionā€, zoals hun beleid het zelf noemt, zou kosteloos aan te passen moeten zijn. Maar na eindeloos in de wacht kreeg ik een medewerker aan de lijn:
ā€˜Het lukt niet meer om uw naam te wijzigen.’
En niet veel later, aan de balie, volgde de volgende klap:
ā€˜Het vliegtuig vertrekt over vijftien minuten. U gaat dit niet meer halen.’
Daar stonden we. Mijn vriend zijn bagage was al ingecheckt. We keken elkaar twijfelend aan. Moest hij rennen naar het vliegtuig en zĆ­jn ticket redden, of bij mij blijven en alles verliezen? Een spit-second. Hij koos voor het eerste. Machteloos keek ik toe hoe hij de trap naar de gate oprennen en in dat moment ik voelde me verscheurd – alleen achtergelaten in de chaos. Maar het was niet mijn vriend die me in de steek liet. Zijn keuze was begrijpelijk, menselijk zelfs. Nee, het was SAS die me achterliet, kil en onverschillig. Een onzichtbare hand die besloot: jĆ­j mag niet mee.

Daar zat ik: vast op een eiland van paniek, omringd door een oceaan van onbekommerde vakantiegangers. De balie draaide weer door. De volgende rij reizigers die incheckten. Schiphol draaide om me heen als een film in een andere taal. Het geratel van rolkoffers over de tegelvloer. Mensen lachten, kochten tijdschriften voor hun vlucht. Iedereen om me heen was vrolijk onderweg, op weg naar vakantie of familie. Voor hen ging de wereld gewoon door. Op dat moment wilde ik nog maar ƩƩn ding: naar huis. Maar lang verdrinken in mijn ellende ging niet. Ik moest handelen. Dit is mƭjn reis. Als ik Ʃcht vrij wil zijn, moet ik doorgaan. Niet opgeven. Dus ik belde opnieuw met SAS om nieuwe tickets te regelen. De vriendelijke Zweedse medewerker verzekerde me nog:
ā€˜Uw terugreis? Daar hoeft u zich geen zorgen om te maken. Uw naam voor uw retour is al aangepast.’ Aan die belofte klemde ik me vast.Ā  De uren daarna waren een waas van wachten, regelen en bellen. Pas tegen de avond, negen uur later dan gepland, zat ik eindelijk in een vliegtuig. Niet naar Kiruna, maar naar Stockholm. Het gebrom van de motoren resoneerde in mijn borst, alsof ze mijn hartslag wilden overstemmen. Tegen elf uur zat ik in een hotelkamer in Stockholm, alleen, doodmoe en leeggezogen van de stress. De kamer rook naar schoon linnengoed. Het bed was heerlijk zacht, maar mijn lijf bleef stijf van spanning. Ik deed geen oog dicht, luisterend naar het monotone gezoem van de airco, terwijl mijn hart na bonkte van Schiphol. De reis lag nog voor me, maar ik voelde me alsof ik al dagen onderweg was. Pas de volgende ochtend, bij het boarden naar Kiruna, zakte er eindelijk iets van me af. Toen de motoren begonnen te ronken en het vliegtuig loskwam van de grond, voelde ik de omslag. Alsof ik letterlijk een grens overstak. Het avontuur had me nog niet verslagen. En daar, bij het busstation in Kiruna, gebeurde er iets onverwachts. Naast me stapte een vrouw uit die me in het Nederlands aansprak. Ook zij had dezelfde vlucht gemist door een verkeerd gespelde naam. Ook zij had dezelfde strijd gestreden met SAS en nieuwe tickets moeten kopen. Het was alsof het universum me een teken gaf: je bent niet alleen.
Bij het busstation stond mijn vriend te wachten. De blik in zijn ogen lieten in ƩƩn klap alle spanning van de afgelopen vierentwintig uur van me afglijden. We vielen elkaar in de armen. Geen woorden, alleen de opluchting dat we weer samen waren. Die middag stonden we eindelijk in Abisko bij de start van de Kungsleden. De lucht rook naar dennennaalden en vrijheid, de rivier kolkte als een levende ader door het landschap en de bergen wachtten als stille reuzen in de verte. Het pad lag voor ons. Dit was de wereld waar ik naar uitgekeken had.

Overgave aan het ritme

Bijna een dag later dan gepland, begonnen we aan de trail. We liepen door tot de nacht ons omsloot. Het licht van de hoofdlampen maakte van het pad een smalle baan door de duisternis. De rugzak sneed in mijn schouders, mijn benen protesteerden. We wilden de verloren tijd inhalen, kilometers goedmaken die ons nog achtervolgden. De volgende dag ontvouwde de Kungsleden zich als een nieuw universum. De schittering van de zon in helderblauwe meren, bossen die naar hars en vochtige aarde roken en in de verte bergtoppen die nog sneeuw droegen. Het was adembenemend. Enkele rendieren bewogen geruisloos langs de horizon, een eland tilde traag zijn kop op. Een glimp van rust en een gedachte fluisterde: hier mag ik loslaten. Alsof de bergen me niet vroegen om regels te volgen, maar om simpelweg te zijn.

Die nacht kwam de rekening. Mijn hart bleef bonzen, mijn hoofd weigerde stil te worden en een paniekaanval volgde. De tranen brandden in mijn ogen. Ik was op. Leeg. De vrijheid zo dichtbij, maar in mij raasde nog steeds de drukte van SAS en Schiphol. Ik had nog geen moment gehad om op adem te komen, geen tijd om de stress uit mijn lijf te laten zakken. Nog voordat ik de kans kreeg te landen, werd ik al meegezogen in een nieuwe ratrace: de achterstand op ons strakke schema. Ik keek naar de kaart voor me, naar de lange route die we nog voor de boeg hadden. Het drukte als een onzichtbare hand op mijn schouder. We liepen achter, en elke verloren minuut leek opnieuw door SAS te zijn opgelegd — alsof hun regeltjes ons nog steeds achtervolgde. Iemand kneep mijn longen dicht: ik zoog lucht in, maar de rust bereikte me niet. De volgende ochtend kwam het kantelpunt. Ik kon geen stap meer zetten. Een lege batterij die allang voorbij het rood was, niet meer op te laden, niet meer in beweging te krijgen. We waren hier gekomen voor vrijheid, voor stilte, voor ademruimte. Daar, aan de rand van het meer, zagen we het in: Waarom moesten we dat eindpunt halen? Ging het om het aantal kilometers, of om de reis zelf? Om kwantiteit of om kwaliteit? Het enige dat telde, was de weg die we liepen. De natuur vroeg niet naar schema’s of prestaties. Ze vroeg alleen dat we er waren. We besloten om te keren. Niet meer jagen op een eindpunt, maar teruglopen in ons eigen tempo.

Toen we dat besluit hadden genomen, veranderde de wereld. Het pad was hetzelfde, maar de drie dagen terug naar Abisko voelden als een ander soort reis. Lichter. Niet langer gejaagd door een schema, maar gedragen door het ritme van onze eigen voeten. Elke stap was genoeg, elk uitzicht een reden om stil te staan. Ineens werd er ruimte gemaakt voor precies datgene waarvoor we waren gekomen. ’s Avonds sprokkelden we hout en wachtten tot het vuur greep. Het ene moeizaam, met nat hout dat nauwelijks wilde branden, het andere direct knetterend en warm. De vlammen dansten, rook kringelde omhoog en de geur van hars en dennen bleef als een mantel om ons heen hangen. Samen keken we naar het vuur. Ik voelde hoe mijn spieren langzaam los kwamen en hoe eindelijk ook mijn hoofd leeg werd. Overdag stopten we bij een meer zo helder dat de rotsen eronder leken te zweven. Ik liet mijn voeten in het water zakken, kouder dan ik me ooit had kunnen voorstellen. De pijn was scherp, maar tegelijk zuiverend en verkwikkend — alsof elke zenuw wakker werd, alsof het water me opnieuw tot leven riep. Met tintelende tenen maakte ik foto’s: het glinsteren van de stroming, de rotsen die als eeuwenoude wachters langs de oever lagen, vogels die onbewogen aan de oever zaten. We namen een lange pauze, geen haast, geen doel. Daar, met het ijskoude water om mijn enkels en de camera in mijn handen, vond ik het ritme dat ik kwijt was geraakt. Niet het ritme van schema’s en systemen, maar dat van ademhalen, kijken en gewoon zijn.

Van frustratie naar missie

Maar vrijheid is broos. Na dagen van rust en eenvoud keerden we terug naar de bewoonde wereld. We verwenden onszelf met een feestmaal van friet en hamburgers, een hotelkamer en eindelijk weer een douche en een echt bed. Ik voelde de luxe, maar ook hoe snel de eenvoud van de trail van me afgleed. Daarna checkten we de SAS-app, gewoon voor de zekerheid: Mijn naam stond nog steeds verkeerd. Diezelfde naam waarvan de medewerker van SAS me verzekerd had dat ik er geen zorgen meer over hoefde te maken. Weer die stem van het systeem. Weer dat gevoel van onmacht. Opnieuw tranen, opnieuw telefoontjes die eindigden met:
ā€˜Sorry, mevrouw. We kunnen niks doen.’
In ƩƩn seconde werd de magie van een knapperend kampvuur ingeruild voor de kilte van een systeem dat zich niets aantrok van beloftes of mensen. WƩƩr een nieuw ticket kopen, opnieuw betalen voor een reis die ik al bezat. Het bloed steeg me naar het hoofd. Het systeem had niet alleen gefaald, het had me voorgelogen.

Wat het meest stak? Ik vloog naar huis op een nieuw ticket, op mijn juiste naam. Maar de stoelen van mijn oude ticket bleken doorverkocht — op drie van de vier vluchten. Dubbele winst voor SAS, lege handen voor mij. Het systeem was niet alleen hard, het was cynisch. En terwijl ik door de controles ging, vroeg niemand naar mijn paspoort. Niemand checkte of ik wel echt de persoon op het ticket was. Al had er Pippi Langkous op mijn ticket gestaan, niemand had me tegengehouden.
Daar, in dat moment, voelde ik het contrast scherper dan ooit. Het gletsjermeer had me geleerd mijn eigen ritme te vinden. Het scherm van SAS liet zien hoe klein en klem ik gehouden werd. En toch wist ik: dit is precies de strijd. Geleefd worden gaat vanzelf, je glijdt mee met het systeem dat sterker en harder is dan jij. Maar leven, echt leven, vraagt dat je klimt. Dat je weerstand biedt, zelfs als het pijn doet. Daarom hebben we een claim ingediend bij SAS, niet alleen om ons geld terug te krijgen, maar als teken van verzet tegen een systeem dat onze berusting tot verdienmodel maakt. Juist dat verzet tegen berusting, geboren in de stilte van Lapland, geeft mij nu kracht.

Onze reis verliep anders dan gepland. Ik dacht dat vrijheid vanzelf zou volgen toen ik met Juna Vos Creaties begon, maar ik belandde in mijn eigen ratrace. Zweden werd de pauzeknop. Tussen de bureaucratie van SAS en de helende kracht van een gletsjermeer, vond ik de kracht om het strakke schema los te laten. Daar besloot ik te leven en te schrijven in mijn eigen ritme. Niet meer alles tegelijk. Geen cursussen of methodes meer om andere te vertellen hoe ze moeten breken met het systeem, maar de focus op persoonlijke verhalen die inspireren. Eerlijk, langzaam en op mijn manier.
Ā 
Ā 
Ā 

Opmerkingen


bottom of page