top of page

De kunst van dwalen


ree

Met een dubbel gevoel staarde ik afgelopen week naar mijn scherm. Voor me een blanco Word-document, stapels volgekliederde notitievelletjes, een reep chocola en een dampende kop thee. Het vaste schrijfritueel van iemand die het bijna weet. Ik ben deze week voor de derde keer opnieuw begonnen met mijn boek. Een nieuwe opzet, een nieuwe structuur, een nieuwe map en — zelfs een nieuwe titel. En ja, weer dacht ik: dit is het!
(Precies zoals ik dat afgelopen zomer ook dacht. En de lente daarvoor. En misschien ook al in 2024.)

Ondertussen klopt er een ander stemmetje ongeduldig op de deur:
‘Wanneer komen we nou eindelijk écht aan schrijven toe?’
Dat stemmetje is mijn S. Mijn S van Sensing. Wie bekend is met de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI) weet dat de tweede letter van die typologie, de N of de S, iets zegt over hoe je informatie verwerkt. De Intuïtieve types (N) zien verbanden, patronen en het grotere geheel. De Sensing types (S) letten op feiten, details en wat er tastbaar voor hen ligt. Ik ben, ondanks mijn analytische opleiding en liefde voor komma’s, overduidelijk een N. Mijn intuïtie heeft de leiding, ze danst het liefst boven de wolken, met ideeën, symboliek en grote lijnen. Toch bungelt er ergens ook een kleine S aan mijn mouw, die af en toe zachtjes aan de bel trekt:
‘Hallo? Misschien eerst één versie afmaken, voordat we het universum proberen te duiden?’
En precies daar, tussen die twee, zit de botsing.

Deze week danste mijn N van enthousiasme: ‘Wacht! Ik heb een nieuw inzicht! Alles past samen als je het bekijkt als een cirkel.'
Waarop mijn S fronsend reageerde: ‘Ja hoor, daar gaan we weer. Jij en je structuren.’
N: ‘Maar deze keer klopt het écht!’
S: ‘Dat zei je de vorige drie keer ook.’
Geloof me, mijn N en mijn S voeren hier al maanden een kleine burgeroorlog. Wat eerst nog een speels debat leek — intuïtie die nieuwe verbanden zag, terwijl de realiteit zuchtend met haar ogen rolde en de mappenstructuur ordende — is inmiddels verhard. En daar zit ik dan, met een hart dat overstroomt van ideeën en een cursor die me verwijtend aankijkt. Het begint me steeds meer te frustreren dat ik blijf hangen in die grote lijnen. Zo komt er nooit een boek af. Nu, bij deze derde poging, begint mijn S zich steeds nadrukkelijker met de leiding te bemoeien. Ze frustreert zich, piekert, maakt lijstjes, en vraagt zich wanhopig af of er ooit wel iets afkomt. En terwijl zij roept om structuur, probeert mijn N nog wanhopig de vrijheid te bewaren. Zo ontstaat hij dus, die kleine burgeroorlog in mezelf. Dit is geen dwalen meer, denk ik soms, dit is verdwalen.

Even dacht ik dat er iets mis was met mijn manier van schrijven. Een beginnend schrijver die het vak nog moet leren. Die nog teveel stuntelt en klungelt. En streng probeerde ik mezelf toe te spreken:
‘Stop met denken over schrijven. Dóé het gewoon.’
Maar zodra ik probeerde mijn proces te temmen, doofde het vuur. De zinnen werden correcter, maar kwamen niet tot leven.
‘Schrijven is schrappen,’ zeggen ze. Nou, ik schrap geen zinnen. Ik schrap hele structuren. Ik open niet één nieuw document, ik reïncarneer. Elke keer opnieuw. En toch –

Met elk nieuw begin voel ik groei. Ik voel dat het beter kan. Scherper, dichter bij de essentie. Ik ontdek steeds beter wat het verhaal niet is en kom daarmee dichter bij wat het wél moet zijn. Langzaam begin ik te begrijpen dat dit geen chaos is, maar juist mijn eigen vorm van ordening. Dat drie keer opnieuw beginnen geen teken van falen is, maar van diepgang. Dat dwalen soms de enige weg is om te vinden.
Zoals het boek zelf. Het wordt een verhaal over groei en persoonlijke ontwikkeling. Ik spiegel mijn eigen groei van de afgelopen jaren af tegen de ontwikkelingen die ik in onze wereld zie en probeer daar mijn eigen model voor mentale vrijheid uit te distilleren. Een model waarin we als mens (en maatschappij) in cirkels bewegen. Steeds opnieuw beginnen, steeds een laag dieper.
 
En toen besefte ik het: Ik schrijf zoals ik leef. Niet in rechte lijnen, maar in cirkels. In opgaande spiralen. Elke omweg, elke delete-toets brengt me dichter bij de kern, dichter bij de zin die wél blijft staan.

Dus nu laat ik ze maar samen wandelen.
Mijn N voorop, dromend met haar neus in de wind.
Mijn S erachter, met de kaart in haar hand, zuchtend maar trouw.
En ik?
Ik loop glimlachend mee, niet langer bang om te verdwalen.

Want ik weet nu:
zolang ik blijf bewegen,
kom ik vanzelf bij de komma.
 
 
 

Opmerkingen


bottom of page